N°92 Militant Bourgeois: An Existentialist Retreat

Chris Evans

3 juni - 9 juli 2006

newsletter-92.pdf (2.45 Mb)







WIE CONTROLEERT ONZE TOEKOMST?

We zijn alleen gelaten, zonder excuus

Jean-Paul Sartre [1]

Pas met Rembrandt verschijnt de eenzame kunstenaar

Clement Greenberg [2]


Militant Bourgeois is een residentieproject voor Nederlandse kunstenaars dat geïnitieerd is door Chris Evans, een Britse kunstenaar die recentelijk een jaar in Amsterdam werkzaam was. Er lijkt niet veel te halen: de ‘woon- en werkruimte’ is een portakabin onder een fly-over in een buitenwijk in de stad en kunstenaars die zich aanmelden moeten rekening houden met het feit dat er geen beurs beschikbaar is. Zo bezien is het moeilijk te begrijpen waarom iemand zich hiervoor überhaupt zou willen inschrijven.

Maar Militant Bourgeois is niet zozeer een faciliteit als wel een ervaring: de ervaring om te zijn verlaten. In de meeste delen van de wereld zou dit een betekenisloos gebaar zijn aangezien het kunstenaarsschap doorgaans is verweven met de nukken van de markteconomie. Maar in de Nederlandse situatie ligt dit anders, gezien de hier aanwezige genereuze en verlichte steun voor de kunstenaars. Dit beleid vormt de perfecte belichaming van zowel de Nederlandse sociaal-democratische traditie als haar gevierde tolerantie ten opzichte van de individuele levensinrichting. Voor de avant-garde, als synoniem voor onconventioneel, is het passend dat kunstenaars zich aan de Nederlandse staat verbinden door een ‘gouden navelstreng.’3

Helaas overheerst de indruk dat het land voor deze buitengewoon genereuze investeringen weinig artistieke hoogstandjes heeft teruggekregen. Hoewel er ongetwijfeld goede kunstenaars zijn, mist Nederland de dynamiek van bijvoorbeeld Berlijn, Londen of New York, waar hun vakgenoten zich normaal gesproken zelf moeten bedruipen.

In Militant Bourgeois heeft Evans gezocht naar een verklaring van deze merkwaardige stand van zaken, in de existentiële filosofie enerzijds en in de Nederlandse geschiedenis anderzijds en dat met name door terug te grijpen naar de Amsterdamse gouden eeuw toen Rembrandt en zijn tijdgenoten mecenassen vonden onder de rijke kooplui die de scepter zwaaiden over wat toen het financiële centrum van de wereld was. Militant Bourgeois is een sociaal experiment dat is ontwikkeld om vast te stellen of, of op z’n minst om te speculeren over, de mate waarin de totstandkoming van goede kunst afhankelijk is van het patronaat.

Een authentiek mens is volgens Jean-Paul Sartre degene die, na de confrontatie met de nutteloosheid van het universum, de verantwoordelijkheid accepteert voor zijn of haar daden. Zonder god is er geen a-priori wereldbeeld te erven aangezien dat een bepaalde metafysische zekerheid zou impliceren. In plaats daarvan moet in Sartres bewoordingen ‘de mens de mens maken’: zijn of haar morele waarden uitvinden door zijn of haar eigen beslissingen en acties, een proces dat hij zag als analoog aan het artistieke scheppingsproces.4 In de afwezigheid van ethische voorschriften is ‘de mensheid veroordeeld om vrij te zijn’, waarmee hij bedoelt dat de vrijheid van een individu om te kiezen een consequentie is van verlaten of in de steek gelaten te zijn in een wereld zonder betekenis.5 Met deze vrijheid van de wil komt ook de eigen verantwoordelijkheid voor ieders daden. Spanning of angst, een conditie die doorgaans met een existentieel geleefd leven wordt geassocieerd, lijkt een consequentie van deze verantwoordelijkheden te zijn.

Militant Bourgeois is een voorstel om Nederlandse kunstenaars tot deze vrijheid te veroordelen door hen tijdelijk af te scheiden van zowel staatssubsidie als ook van dagelijkse gemakken en afleidingen. Op deze manier in de steek gelaten, streeft Militant Bourgeois er naar om een confrontatie met de waarheid van de menselijke conditie mogelijk te maken. Een ervaring die kunstenaars naar de bron van grote kunst zou kunnen leiden, net zoals dat het geval was bij de ‘eenzame’ en berooide Rembrandt die laat in zijn leven zijn vrouw, kinderen, maîtresse en de meeste bronnen van mecenaat verloren had. De omstandigheden in Evans’ retraite zijn inderdaad sober. Deelnemende kunstenaars zullen ondergebracht worden op een onbestemd terrein bij de Amsterdamse ringweg, als een soort 21steeeuwse leprozen die de stad uit worden gedreven of als de hoofdfiguur van J.G. Ballards Eiland in Beton die uit de moderne wereld verbannen wordt. Alleen de enkeling die Ballards waardering voor dystopische situaties deelt, zou een bepaalde romantiek in de aaneengesloten rijen van betonnen pilaren kunnen vinden. Het interieur van de retraite is al net zo kil als het uitzicht. De enige meubelen in de portakabin zijn een tafel, een stoel en een houtkachel waarvan enkel de schoorsteen een onderscheidend element in het geheel is. Het rookkanaal heeft de vorm van een boom. De ‘takken’ lijken op elf ladders die elk door het dak van de woning steken. Aangezien de functionaliteit hiervan ver te zoeken is, worden de beschouwers gedwongen een verklaring voor de allegorische vorm van deze schoorsteen te zoeken.

Het ontwerp van de schoorsteen is een resultaat van een samenwerking met Jonkheer Jan Six, de directeur van de wereldberoemde Six Collectie, wiens zeventiende-eeuwse voorvader onderwerp en opdrachtgever was van een van Rembrandts beroemdste schilderijen: het Portret van Jan Six uit 1654. Evans vroeg Six zich een sculpturaal aanhangsel voor de kachel van de retraite voor te stellen dat zijn idee van een existentiële ervaring zou weergeven. Het symbolisme waar Six op uitkwam is divers: het zinspeelt op de eindeloze keuzes waarmee we geconfronteerd worden op de ‘ladder des levens’, op de elf generaties die de huidige generatie Six scheidt van de Jan Six op het doek van Rembrandt en de stoutmoedige, laddervormige verfstreken waarmee de schilder het gouden brokaat over de lengte van de rode jas van de geportretteerde suggereerde.

De begeleidende film bij Militant Bourgeois toont twee Jan Six-en die ondanks een tijdspanne van vele generaties verenigd worden. Het begint met een introductie van de welgemanierde jonkheer die, vanuit een bovenmodaal Amsterdams café, de samenwerking met Evans in herinnering brengt. Aan het einde van zijn verhaal lost de scène op als in een droom en belanden we in de Six-residentie, het barokke interieur onderzoekend; dezelfde kamer waar Rembrandts Jan Six verbleef en waar zijn onbetaalbare portret nog steeds hangt. Deze keer wordt het verhaal gesproken door een onzichtbare en onbekende mannelijke stem die naar mogelijkheden zoekt om de gedachten van de rijke dichter, gretige collectioneur en soms burgemeester van Amsterdam binnen te dringen, precies op het door Rembrandt afgebeelde moment en dit ondanks het verschil van 352 jaar. Op het moment dat de verteller op dreef komt, roept de voice-over een relatie op met de innerlijke wereld van een hoofdpersoon uit een existentiële roman en een fragment mid-twintigste-eeuwse existentialismegeïnspireerde kritiek. Het schilderij is een genot voor de existentialistische interpretator: de ondoordringbare duisternis van waaruit Jan Six verschijnt, samen met het aantrekken van zijn handschoenen, suggereert dat hij op de drempel staat tussen huis en straat, tussen zijn privé en publieke leven, tussen zijn psychische en materiële wereld. Volgens Simon Schama is dit werk het meest psychologisch indringende van alle zeventiende- eeuwse portretten.6 De verteller in de videofilm stelt zich de dertig jaar oude ‘gracieuze dilettant’ voor, die er op een onbewaakt moment over droomt om afstand te doen van de valstrikken van rijkdom en macht waarin hij is beland en in plaats daarvan het leven van een kunstenaar na te streven, net als de ‘notoir moeilijke’ schilder van wie hij de patroon is.7 Maar tegen het einde van de film blijkt hij deze offers toch niet te kunnen maken en prefereert hij het comfort en de afleidingen van zijn geprivilegieerde status. De mijmeringen zijn voorbij, het beeld keert weer terug naar de hedendaagse Jan Six, die alleen in het café zit.8

In Militant Bourgeois draait Evans de rollen tussen opdrachtgever en kunstenaar om. Het is nu de kunstenaar die de mecenas opdracht geeft voor een sculptuur: Evans lijkt zich de artistieke, subversieve rol aan te meten van facilitator en producent maar ook van een publiek instituut door middel van zijn artist-in-residence programma. Net als in zijn andere werken delegeert Evans de verantwoordelijkheid voor het maken van de sculpturen over aan anderen, in dit geval aan Nederlandse kunstenaars en een aristocraat. In het werk Radical Loyalty bijvoorbeeld, waren het directeuren van multinationals met grote belangen in Estland die gevraagd werden om met ontwerpen voor sculpturen te komen die hun ideeën over de tegenstrijdige waarden van de titel van het project zouden weerspiegelen. De mansgrote sculpturen, bestemd voor een stuk land dat Evans in de buurt van een industriestad in het midden van Estland aankocht, zullen worden vervaardigd door kunstenaars die tijdens het communistische bewind hun brood verdienden met standbeelden van Sovjetleiders. Voor het werk The Rock and the Judge werden politiemannen gevraagd om een tekening te maken van een rechter die een significante indruk op hen had nagelaten. Als reactie op elke tekening vervaardigde Evans een sculptuur van een steen die voor de tekening gepositioneerd moet worden, zodat deze de rol van de imaginaire verdachte op zich neemt.

De samenwerking met Jan Six in de existentiële retraite lijkt, oppervlakkig gezien, het doel dat de middelen heiligt, het doel zijnde de productie van een sculptuur (houtkachel) en de eventuele andere werken als een resultaat van het residency programma. Het tegenovergestelde is echter het geval: het zijn niet zozeer de tekeningen en sculpturen die de status van kunstwerk krijgen, maar het zijn de verhoudingen die vanuit hun vervaardiging voortkomen.

De zaken die in Evans projecten eenvoudig als kunst zijn te identificeren, blijken vliegen gevangen in een spinnenweb: het is dit web dat we nader moeten beschouwen. Dit web stelt de tegenstrijdige maar afhankelijke vormen van rijkdom, macht en ideologie voor (erfelijk, maatschappelijk, administratief en intellectueel), die alles in de maatschappij bepalen en niet op de minste plaats de kunstinstituten, ondanks de gangbare aanname dat kunst daarboven of daarbuiten staat.

Chris Evans’ Militant Bourgeois is geen zelfbepaalde existentiële held. Elke kunstenaar die het aanbod accepteert om deel te nemen aan het programma van de existentialistische retraite neemt deel aan een project van iemand anders, een project dat pretendeert er een autonome agenda op na te houden, maar dat uiteindelijk toch deel uitmaakt van een tentoonstelling mogelijk gemaakt door een waarlijk overheidsgesubsidieerd kunstinstituut.

Alex Farquharson is curator en publicist in Londen

1 Jean-Paul Sartre, ‘Existentialism is a Humanism’ (1946) in Existentialism from Dostoyevsky to Sartre, Walter Kaufman (red.), Meridian Publishing Group, 1989.

2 Clement Greenberg, ‘Avant-Garde and Kitsch’ (1939) in ‘Art and Culture’, Thames and Hudson Ltd, 1973.

3 ibid.

4 op cit, Sartre

5 op cit, Sartre

6 Simon Schama, Rembrandt’s Eyes, Penguin Books, 1999.

7 ibid.

8 Chris Evans gaf de filosoof Nina Power de opdracht het existentialistische narratief te schrijven, dat vervolgens als filmscript werd uitgewerkt In samenwerking met de schrijver Will Bradley.

N.B. De retraite zal naar verwachting medio september 2006 worden gerealiseerd.