N°95 The Clouds are more Beautiful from Above

Guido van der Werve

19 oktober 2006 - 7 januari 2007

newsletter-95.pdf (1.61 Mb)





Verloren in de ruimte

Het zelfgemaakte ruimtevaartuig in film Nummer zeven, the rocket movie 2 van Guido van der Werve ziet er uit alsof het wel moet falen. Het is een opzettelijk in retro-stijl ontworpen raket die doet denken aan raketten uit de jaren vijftig en die qua vormgeving meer verschuldigd is aan Ed Wood dan aan Star Trek. En inderdaad, Van der Werve weet dat zijn fragiele vliegmachine nooit de ontsnappingssnelheid, pakweg 40,000 kilometer per uur, zal bereiken die nodig is om de atmosfeer van de aarde te verlaten. Hiermee is de missie van de vlucht – het terug in de ruimte lanceren van een stuk meteoriet – al in de knop gedoemd om te mislukken. Net als Van der Werve’s films is ook de geschiedenis van het transport bezaaid met gebroken dromen, mislukkingen en ondergangen. Grootse namen als Concorde, Challenger en Titanic voorspelden bijna hun eigen spectaculaire ondergang. De Duitse Maus, de grootste tank ter wereld, was zo zwaar dat hij het slagveld nooit gezien heeft, en het Zweedse oorlogsschip Vasa (indertijd het grootste en meest weelderig gedecoreerde vaartuig ooit; de bouw vrat 16 hectare timmerhout) had nog niet eens een mijl gevaren voordat het op zijn eerste reis in 1628 kapseisde en zonk. Vooral de sprong naar de ruimte – het onderwerp van Rocket movie 2 – is vatbaar gebleken voor slechte tijdingen: in de jaren zestig werden lanceringen van zowel de Europa- en de Sovjet N1-raketten afgelast na faalpercentages van 100%. Het eerste dier in de ruimte, de hond Laika, overleefde slechts de eerste paar uren van de vijf maanden lange reis van de Spoetnik 2.

Van der Werve zelf is een eeuwige ontsnappingsartiest. Hij ontstijgt het monotone gebrom van alledag door transcendentale scenario’s te scheppen waarin de hoofdpersonen vluchtig aan de beslommeringen van hun gewone leventjes kunnen ontsnappen en de gemarginaliseerde klungel heel even het middelpunt van de belangstelling wordt. Ook in Nummer zes (Steinway grand piano, wake me up to go to sleep and all the colors of the rainbow) zien we Van der Werve eenzaam zitten in cafés, restaurants en op bankjes. Hij is niet eens de kunstenaar die als buitenstaander observeert, maar echt een buitenstaander. Tegelijkertijd vertelt de voice-over het illustere succesverhaal van de vleugelfabrikant Steinway & Sons, en hoe snel hun instrument standaard werd voor concertzalen over de hele wereld. Vandaag de dag sponsort deze firma een exclusief netwerk van de beste concertpianisten ter wereld, een hechte familie van getalenteerde insiders, waartoe onze hoofdpersoon geen toegang heeft. Dus nadat hij van een verkoper de exorbitant hoge verkoopprijs van een Steinway vleugel heeft vernomen, glijdt hij weg in een fantasie waarin een Concertvleugel Model D, het topstuk, afgeleverd wordt in zijn kleine appartement. Hier loodst hij al snel een op magische wijze uit het niets verschenen orkest door een recital van Romance, een concerto van Chopin; nog zo’n tragische kunstenaar die kleine ruimtes als deze verkoos boven drukke massa’s.

Wat Van der Werve’s sympathieke losers gemeen hebben is machteloosheid, het onvermogen om controle te krijgen over de omstandigheden die hen keer op keer neerhalen, als een raket die overgeleverd is aan de zwaartekracht. Dus, in plaats van te proberen het tij te keren, vluchten ze in een sublieme en volmaakte droomwereld, onzichtbaar voor voorbijgangers. Dit is een wereld waar alledaagse oneerlijkheden heerlijk op afstand gehouden worden. Zelfs zelfmoord wordt een Sisyphusiaanse farce. Daar waar in Van der Werve’s eerdere werken de protagonist er keer op keer niet in slaagt om zichzelf te doden, is de zelfmoord nu gedelegeerd, in dit geval naar de hopeloze raket die de hoofdpersoon de kans geeft om zich op veilige afstand te wentelen in de melancholie van dit alles.

Omdat de vluchtescapades van Van der Werve’s films triviale details (het vervoeren van de piano) combineren met tragikomische accenten (de ambigue regenboog die uiteindelijk de plaats van de piano inneemt), wordt het geheel nooit stroperig. In plaats daarvan lijkt de structuur op die van echte dromen, surrealistische sprookjes waarin banaliteit en pathos hand in hand gaan. Van der Werve is een geschoold pianist, maar hij heeft ook jaren in een metalband gespeeld. Dit verklaart wellicht de onverwachte dissonanten die zijn vredige droomlandschappen voortdurend verstoren. In Nummer zes ontvouwt de actie zich verder, nog hypnotischer, met bijna onbewogen shots van een minuut of langer en lome panoramische shots van de piano zelf. Deze glimt en oogt schaamteloos, een object van verlangen dat boven alles en iedereen uitstijgt.

De grootse waanideeën blijken uiteindelijk toch zelfbedrog, en zij vervliegen wanneer de piano weer door de verhuizers opgehaald wordt, wederom in de regen. De maatschappij is geobsedeerd door mislukkingen en analyseert graag ieder minutieus detail in vele dikke delen onderzoeksrapporten, of reconstrueert in merkwaardig fascinerende programma’s als Seconds from Disaster iedere tragische seconde van een ramp. Net als Van der Werve’s raket die niet van de aarde los kan komen, probeerde de recentelijk overleden Canadese acteur James Doohan – die als technicus Scotty bescheiden roem oogstte in de originele Star Trek serie – jaren lang aan het gewicht van zijn rol te ontsnappen; en dan met name aan het Schotse nepaccent dat hij bedacht had en aan het apocriefe ‘beam me up Scotty’ (dat hij nooit uitgesproken heeft). Ook is hij er nooit in geslaagd los te komen van zijn onsterfelijke verschijningen in Star Trek vervolgseries, cartoons, parodies en fanbijeenkomsten. Zelfs in het hiernamaals blijft Doohan falen: de twee pogingen om zijn as in de ruimte te lanceren zijn mislukt en zijn stoffelijke resten worden nu, als in een soort vagevuur, bewaard in een kluis in Houston. Anderzijds slaagde de losbandige bedenker van Star Trek Gene Roddenberry, succesvol als Steinway-supersterren, er wel moeiteloos in om zijn as bij de eerste poging, in 1992, de ruimte in te krijgen. Roddenberry is vanuit zijn graf doorgegaan met het vergaren van roem. Er bestaan nu een planetarium, een asteroïde en een krater op Mars die zijn naam dragen en tevens heeft NASA hem postuum een prijs toegekend voor zijn verdiensten voor de mensheid. Doohan daarentegen moet zich behelpen met een fanclub op het Internet. De wisselvalligheden van het leven zijn van dien aard dat voor sommigen ontsnapping de enige redelijke optie blijft, zelfs in de wetenschap dat ook die uiteindelijk onbereikbaar is.

Douglas Heingartner is journalist in Amsterdam.

Guido van der Werve (Papendrecht, 1977) rondde in 2003 de Rietveld Academie af en is momenteel student aan de Amsterdamse Rijksacademie. Zijn films zijn regelmatig te zien in tentoonstellingen en op filmfestivals. In 2003 ontving hij de René Coelho Award (Netherlands Media Art Institute, Montevideo/TBA). In 2004 was hij genomineerd voor de NPS prijs voor de korte film, en in 2005 voor de Prix de Rome.